Afbeelding

Celstraffen voor doodslag man in Weespertrekvaart

Algemeen

DIEMEN - Een 55-jarige vrouw uit Almere krijgt tien jaar gevangenisstraf voor doodslag. Een 70-jarige man krijgt drie jaar gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan doodslag. Dat heeft de rechtbank Amsterdam maandag bepaald.

Het slachtoffer, een 45-jarige broer van de ex-vriend van de hoofdverdachte, werd in juni 2011 gevonden in de Weespertrekvaart in Diemen. Bij sectie bleek de man uitgebreid letsel aan zijn hals te hebben, waaronder een breuk van het strottenhoofd, en daarnaast links en rechts gebroken ribben. Het slachtoffer bleek te zijn overleden door verstikking ten gevolge van aanhoudend geweld op de hals of door verdrinking, waarbij ook een combinatie van beide mogelijk is geweest.

Een paar dagen daarvoor, op 13 juni 2011, was het slachtoffer bij de 55-jarige vrouw op bezoek geweest, waarna zij en de 70-jarige man rond 18.30 uur met het slachtoffer in de auto van de man zijn gaan rondrijden. Na een urenlange autorit zijn ze tussen 22.30 uur en 23.00 uur gestopt bij een parkeerhaven aan de Weespertrekvaart, waar getuigen op een boot hebben gezien dat de vrouw het bewegingsloze lichaam van het slachtoffer in het water heeft geduwd, niet ver van de locatie waar een paar dagen later zijn stoffelijk overschot is aangetroffen. De man stond toe te kijken en heeft de vrouw weer in zijn auto van de locatie weggereden. De getuigen op de boot zagen alleen nog een paar schoenen drijven toen ze naar de plek toe waren gevaren.

De vrouw en de man hebben verklaard geen geweld te hebben gebruikt tegen het slachtoffer en ook niet te weten hoe het slachtoffer aan het letsel is gekomen. Volgens de vrouw en de man was het slachtoffer opeens in het water en hebben zij hem daar levend achtergelaten.

De rechtbank gelooft deze verklaringen niet. De rechtbank stelt vast dat het letsel door de vrouw alleen of door de man en vrouw samen moet zijn toegebracht. De rechtbank heeft dat afgeleid uit de gebeurtenissen voor en tijdens de autorit en bij de Weespertrekvaart, waar het de vrouw is geweest die het slachtoffer in het water heeft geduwd. Bij dat oordeel zijn ook de persoonlijkheden van de verdachten (de vrouw: dominant en manipulatief, de man: beïnvloedbaar en naïef) betrokken, hun onderlinge verhoudingen (de man was als een soort hulpje bij de vrouw in dienst, terwijl zij hem ondertussen met allerlei verzinsels oplichtte om geld aan haar af te dragen), een mogelijk motief bij de vrouw (haar boosheid over de recent verbroken relatie met de broer van het slachtoffer) en het feit dat de mannelijke verdachte het slachtoffer nauwelijks kende.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het slachtoffer, om redenen die waarschijnlijk altijd onbekend zullen blijven, om het leven is gebracht waardoor de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed is toegebracht. De rechtbank neemt het de vrouw en de man zeer kwalijk dat zij de nabestaanden hierover in het ongewisse laten.

Uit de krant