Vleugelspelers

Als tegenstander van wat de Engelsen Modern Football noemen houd ik niet van businessseats, Arenakaarten en kale voetballers met tatoeages en een hoofdtelefoon. Uiteraard blijf ik liefhebber van buitenspelers en dan wel van het klassieke type: een rechtsbenige op de rechterflank en een linkspoot aan de andere zijde.

Veel supporters van Ajax zijn verheugd over de doorbraak van rechtsbuiten Anwar El-Ghazi. En terecht. De talentvolle speler kan zijn tegenstander buitenom en binnendoor passeren, heeft een goede voorzet en scoort ook nog.

Ajax heeft een mooie traditie waar het buitenspelers betreft. Sjaak Swart en Piet Keizer waren de flankspelers van het legendarische Ajax dat in het begin van de jaren 70 Europa domineerde. Later waren Tscheu La Ling en Simon Tahamata publiekslievelingen. In de jaren 80 betoverde de Deense linksbuiten Jesper Olsen het publiek.

Het Ajax van trainer Louis van Gaal dat in 1995 de Champions League won, viel ook graag over de flanken aan. Op rechts stond de Nigeriaan Finidi George, een klassieke rechtsbuiten. Marc Overmars was de snelle linksbuiten. De rechtsbenige Overmars ging niet vaak buitenom, meestal passeerde hij zijn tegenstander binnendoor en kon daarna op doel schieten. Een uiterst succesvolle speler, maar niet iemand aan wiens acties ik vaak terugdenk.

Sinds een kleine tien jaar opteren trainers graag voor linksbenige spelers op de rechterflank en een rechtsbenige voetballer aan de overkant. Zij kunnen inderdaad makkelijk binnendoor passeren en op doel schieten. Maar zij zijn ook voorspelbaar en een spits krijgt zelden een goede voorzet.

De klassieke buitenspeler komt dreigend op de back af, passeert hem bij voorkeur buitenom en geeft daarna een harde voorzet. Het liefst een bal die van het doel afdraait. De spits hoeft vervolgens alleen maar tegen die bal aan te lopen om doeltreffend te zijn.