Afbeelding

Wildplassers in 1910

Tijdens de rondvraag van de Diemense najaarsvergadering van 13 mei 1910 vroeg het gemeenteraadslid C.P. Oostenrijk het woord. Onlangs had hij enkele bruiloftsgasten zien wandelen op de Prins Hendrikkade. Een heer, die toevallig bij hem was om over zaken te spreken vroeg hem wat dat voor soort mensen waren. Oostenrijk antwoordde: "Ik geloof nette mensen."
De zakenrelatie had zich enigszins verbaasd getoond: "Noemt u dat nette mensen? In het geheel niet, want ziet u dan niet wat zij doen?" Oostenrijk zag toen pas wat er gaande was. Hij moest zijn relatie toegeven dat het allesbehalve netjes was wat die personen deden: "Die menschen deden ene natuurlijke behoefte in de Keulsche Vaart!".
Van bewoners aan de Prins Hendrikkade kwamen overigens wel meer klachten over "schippers die aldaar vanaf hunne schuiten hunne behoeften doen". Raadslid Oostenrijk stelde derhalve voor om "op de Voorgracht op den berm van de Rijksweg een urinoir te plaatsen."
Na de mededeling van toenmalig burgemeester jhr. E.W.E. Bicker dat hij het betreurde dat de veldwachter nog nooit iemand had bekeurd voor een dergelijke overtreding, werd het voorstel voor een urinoir met algemene stemmen aangenomen.