Afbeelding
Foto: Historische Kring Diemen

Dronken brandstichter?

In 1876 stond ene C. A. terecht bij het Gerechtshof in Amsterdam. Aanklacht: opzettelijke brandstichting in de boerderij van Jacob Bakker vlakbij Diemen.

Omdat boer Bakker geen werk meer had voor zijn knecht C. A. moest deze vertrekken. Dat schoot A. in het verkeerde keelgat waar dagelijks de alcohol rijkelijk doorheen ging. A. had Bakker dronken om geld gevraagd. Toen Bakker A. aanraadde zijn roes in het hooi uit te slapen, maakte A. in de buurt zoveel kabaal dat Bakker hem alsnog geld gaf.

Terwijl de boer in de woonkamer het geld overhandigde, ging vrouw Bakker A.'s kleding uit de bedstede pakken. Toen zij deze opende, sloegen vlammen haar tegemoet. Mede door de felle oostenwind brandde de boerderij in een mum tijd af. De brandweer van Diemen meende dat de brand niet in haar gemeente was en verscheen pas toen alles afgebrand was. A. was 'm gesmeerd en werd, nadat hij flink had ingenomen, in Muiden gearresteerd. Hij ontkende de brand gesticht te hebben en nu ook bij de rechter. Maar hij moest achttien getuigen aanhoren die allen met de vinger naar hem wezen. Wat zou de Rijdende Rechter hiervan vinden?