Afbeelding

Koffie en ouwe klare

Het was december 1938. In het raadhuis aan de Hartveldseweg was de begroting van 1939 aan de orde. In de periode dat burgemeester De Geer van Oudegein hemel en aarde bewoog voor de nieuwbouw van een burgemeesterswoning, adviseerde hij de raad om in te stemmen met een stevige verlaging van de salarissen van twee jonge ambtenaren. “Een schande,” riep de katholieke volksvertegenwoordiger Voorhuyzen, “dat jonge mensen met een goede schoolopleiding hier voor 600 gulden per jaar werkzaam worden gesteld.” De sociaaldemocraten steunden hem, maar de conservatieve raadsleden waren met meer. Raadslid Bicker pleitte voor een controle door de provincie om de gemeente te behoeden voor te grote financiële uitgaven. Daarna ging het vooral over de ongehoordheid van Gedeputeerde Staten om de 5 gulden voor het Diemense potje voor de koffie te schrappen. Den Hartog diende een voorstel in om dan maar het presentiegeld te verhogen van 2 gulden naar 2,05. Bij de stemming was het kantje boord: 5 voor, 6 tegen. Raadslid Martens riep bij het bekendmaken van de uitslag dat Horstman (SDAP) vast voor gestemd had als het “maar voor ouwe klare was geweest en niet voor koffie".