Afbeelding

Schending der zedelijkheid in 1872

Als een wandelaar op een zonnige dag in juli 1872 thuiskomt, uit hij zijn verontwaardiging in een ingezonden brief. Die staat de volgende dag in De Standaard. Schoon genoeg heeft hij ervan dat zijn wandeling in Diemen verpest is door badende jongens en mannen vlakbij het huis Zeeburg. "Een schending der zedelijkheid." Niets meer en niets minder.

Waarom moet de vele wandelaars "die zich daar na zoo snikheete dagen aan een koel avondwindje komen verfrisschen dit genot onmogelijk worden gemaakt?" Wat er nou precies aan de hand is geweest blijft een raadsel. Hadden de mannen geen zwemkleding aan? Of was een blote arm of een bloot been in die dagen al uit den boze? We weten het niet, want de verontwaardigde briefschrijver meldt ons slechts "dergelijke toonelen". De lezer van 1872 weet dan blijkbaar genoeg. Zelfs de zondag is niet heilig meer. "Men had althans mogen hopen dat de rustdag, de eenige dag, die menigeen ter ontspanning rest, niet door zulke onzedelijke tooneelen zou ontwijd worden. Maar de vele wandelaars kunnen getuigen dat de politie zich ook gisteren weder weinig om het handhaven der verordeningen bekreunde. Wij dringen ernstig op beter toezicht aan."