Iedereen

Tegenwoordig gaat vrijwel iedereen naar wedstrijden van Ajax. Ik ken mensen die met hun bloedfanatieke zevenjarige zoon naar Ajax gaan en ik ken een jonge dame wier oma een seizoenkaart in de Amsterdam Arena heeft.

Midden jaren 70 was Ajax verre van populair bij het grote publiek. Na het vertrek van de meeste sterspelers uit de glorieuze periode 1971-1973 was de publieke belangstelling sterk afgenomen. In De Meer stonden en zaten soms minder dan 10.000 mensen op de tribunes. De opkomst van de hooligans was eveneens van invloed op het aantal bezoekers dat naar stadions ging. Door veel mensen werd in die jaren op z'n zachtst gezegd vreemd tegen profvoetbal aangekeken. Slechts een handvol leerlingen van de middelbare school in Amsterdam-Zuid waar ik mij in de jaren 70 enorm verveelde, ging naar wedstrijden van Ajax. Dat was wel te begrijpen, want het was een enorme kakschool waar leerlingen met namen als Pepijn en Lodewijk-Jan wel iets beters te doen hadden dan naar wedstrijden van Ajax te gaan: naar blokfluitles bijvoorbeeld, of de rector helpen verhuizen (echt waar!). Ze zijn er ver mee gekomen.

Ooit had ik een tussenuur en mocht ik met een bekakte jongen mee naar huis. Het was winter en ik droeg mijn Ajax-shawl. De moeder van die jongen, die in alles uitstraalde dat zij nog nog nooit een dag in haar leven had gewerkt, keek mij argwanend aan: ze vroeg of ik een voetbalvandaal was. Mijn ontkennende antwoord kon haar niet overtuigen. Ze vroeg vervolgens uit wat voor soort milieu ik kwam en waar wij woonden. Nee, niet in de omgeving van de Beethovenstraat. Haar zoon en ik werden nooit vrienden. Dat was ook niet mijn bedoeling. Zodra ik 's middags in tram 24 stapte ging ik weer richting mijn eigen wereld. Lekker voetballen op straat en met vrienden naar Ajax. Elke week naar de thuiswedstrijden en heel soms met de trein naar een uitduel. Mooi dat die jongen van zeven en de oma van die jonge dame niet hoeven uit te leggen waarom zij graag naar Ajax gaan.