Bijnamen

Amsterdammers houden ervan om anderen een bijnaam te geven. In de historie van Ajax kregen veel spelers en trainers een soms prachtige bijnaam. Vaak kregen zij de bijnaam van een vertegenwoordiger van de media.

Trainer Rinus Michels had er diverse: De Bul, De Sfinx en De Generaal. Die bijnamen zeggen veel over zijn karakter en omgang met zijn spelers. Superster Johan Cruijff kreeg in 1970 de bijnaam Nummer 14. Na een blessure droeg Gerrie Mühren het shirt met zijn vaste rugnummer 9. Geen probleem vond Cruijff. Hij pakte het shirt met nummer 14 van het haakje in de kleedkamer en de rest is geschiedenis. De legendarische sportverslaggever Henk Terlingen gaf Sjaak Swart de bijnaam Paco, een verwijzing naar de bijnaam van Real Madrid-linksbuiten Gento. Heinz Stuy heette Heinz Kroket, omdat hij de bal wel eens losliet. Stuy hield overigens de nul tijdens drie Europa Cup I-finales in successie.

Rob Witschge kreeg de bijnaam Pipo. Een familielid van hem en zijn broer Richard was Cor Witschge, die vroeger de hoofdrol speelde in de kinderserie Pipo de Clown. Edgar Davids kreeg de bijnaam Pitbull, een verwijzing naar zijn felheid in het veld. Minder vleiend was de bijnaam van Jari Litmanen. Hij kampte vaak met blessures en werd De Man van Glas genoemd. De succesvolle middenvelder speelde overigens betaald voetbal tot na zijn veertigste verjaardag.

Arnold Scholten had de fraaie bijnaam De Blonde Socrates, een verwijzing naar de briljante Braziliaanse middenvelder Socrates. John van 't Schip lag goed bij de dames op de tribune in De Meer: hij kreeg de bijnaam Johnny Il Bello.

Er zijn spelers die hun bijnaam pas kregen nadat zij bij Ajax waren vertrokken. Superspits Marco van Basten kreeg bij AC Milan de bijnaam San Marco. Maar de mooiste bijnaam kreeg Dennis Bergkamp toen hij furore maakte bij het Londense Arsenal: The Non-Flying Dutchman. Dennis Bergkamp had last van vliegangst.